Zijn overheidsmandaten de dood van fast fashion?

Zoals de EU-verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten1 (ESPR) wordt het komende jaar van kracht – een wetgevende maatregel die tot doel heeft de circulariteit en de impact op het milieu van een product te vergroten – en mode- en textielmerken die artikelen op de EU-markt brengen, zullen waarschijnlijk aanzienlijke gevolgen ondervinden.

De ESPR is slechts een van de vele initiatieven die de EU ontplooit om meer circulariteit in de mode-industrie te stimuleren. Deze omvatten de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (ERP) en de verordening inzake textieletikettering2en de EU-strategie voor duurzaam en circulair textiel3waaronder de ESPR valt.

Gezien het feit dat er ongeveer 197.000 bedrijven zijn4 Alleen al in de textiel- en kledingindustrie in Europa is deze alomvattende wetgeving niet verrassend. Voor mode- en textielbedrijven die in de EU verkopen, of ze daar nu gevestigd zijn of niet, zal naleving van meerdere aspecten van de ESPR – en niet alleen het Digital Product Passport (DPP) mandaat – waarschijnlijk vereist zijn. De verwachting is dat dit grote gevolgen zal hebben voor de sector.

Waarom zou dit de dood kunnen zijn van fast fashion zoals wij die kennen?

Om aan deze wetgeving te voldoen moet de mode- en textielindustrie duurzamere praktijken toepassen in grote productielanden als China, India en Bangladesh. Merken die snel handelen op het gebied van duurzaamheid zullen zichzelf niet alleen positioneren om aan de regelgeving te voldoen, maar ook een strategische voorsprong verwerven in de race om aan de regelgeving te voldoen.

Naast de implementatie van DPP’s, in opdracht van de ESPR om de transparantie met betrekking tot duurzaamheidsreferenties te verbeteren, zal van merken worden verwacht dat ze meer verantwoordelijkheid nemen voor het beheer van hun producten aan het einde van hun levensduur. Dit houdt in dat ervoor moet worden gezorgd dat producten kunnen worden hergebruikt of gerecycled, naast andere vereisten.

Van textielmerken wordt ook verwacht dat ze de energie-efficiëntie en repareerbaarheid verbeteren, onder meer door gemakkelijker toegang te bieden tot reparatiehandleidingen. Bovendien wordt verwacht dat de regelgeving fabrikanten ook zal aanmoedigen duurzamere beslissingen te nemen bij de inkoop van materialen en het ontwerpen van producten.

Niet-naleving of vertragingen bij de naleving zullen waarschijnlijk resulteren in boetes en financiële verliezen, omdat kledingmerken die de EU-markt bevoorraden, er de voorkeur aan zullen geven om samen te werken met marktdeelnemers die de nieuwe wetgeving naleven.

Bovendien zullen merken die compliance prioriteit geven een concurrentievoordeel op de markt verwerven. Als gevolg hiervan zal fast fashion drastische veranderingen ondergaan, vooral voor de EU-markt, waarbij fabrikanten moeten afstappen van goedkope wegwerpkleding. In plaats daarvan zouden ‚duurzame fast fashion‘-merken – merken die gerecyclede materialen gebruiken of voorstander zijn van terugname-initiatieven – kunnen opkomen.

Consumentenvraag en milieu-impact

De regelgeving sluit aan bij de stijgende vraag van consumenten naar duurzame kleding. Volgens McKinsey & Co zegt ruim een ​​kwart (26 procent) van de consumenten dat hun aankoopbeslissingen worden beïnvloed door duurzaamheidsoverwegingen5. DPP’s zullen het voor consumenten gemakkelijker maken om toegang te krijgen tot informatie over de duurzaamheid van de producten die zij kiezen.

Waarbij de mode-industrie verantwoordelijk is voor naar schatting 10 procent van de mondiale CO2-uitstoot6– meer dan internationale vluchten en zeescheepvaart samen – zou het toepassen van duurzamere praktijken een aanzienlijk positief effect op het milieu kunnen hebben.

Wat kunnen kledingfabrikanten nu doen?

De gedelegeerde handelingen voor de ESPR, die specifieke richtlijnen voor elke getroffen sector zullen omvatten, moeten nog worden aangekondigd. Gezien de afhankelijkheid van compliance voor de toekomst van hun bedrijven moeten textiel- en modefabrikanten echter proactief handelen.

De bredere ESPR-deadline is bestemd voor 2030, maar voor sommige sectoren kan naleving al in 2027 vereist zijn. Hoewel de onzekerheid blijft bestaan ​​omdat de DPP-kaders nog moeten worden bevestigd, kunnen bedrijven nu beginnen met de voorbereidingen om een ​​soepele overgang te garanderen wanneer de volledige wettelijke vereisten van kracht worden.

Degenen die zich vroeg voorbereiden, zullen zeker in een voordelige positie verkeren nu de deadlines dichterbij komen, en de toekomst van hun bedrijf kan ervan afhangen.