Volgens een recente studie ervoeren oude Mesopotamiërs emoties anders dan moderne mensen. Het onderzoek werd uitgevoerd door een multidisciplinair team onder leiding van professor Saana Svärd, een assyrioloog aan de Universiteit van Helsinki. Het team analyseerde bijna een miljoen woorden van de oude Akkadische taal, daterend van 934 tot 612 vGT, vastgelegd in spijkerschrift op kleitabletten. Deze teksten omvatten persoonlijke brieven, literaire heldendichten, belastinglijsten en gebeden.
Met behulp van een unieke taalkundige methode ontwikkeld door het Centre of Excellence in Ancient Near Eastern Empires (ANEE), koppelden de onderzoekers vermeldingen van emoties aan specifieke delen van het lichaam. De methode was nog niet eerder toegepast op oude teksten, zo meldt Science Daily. De bevindingen, gepubliceerd in het tijdschrift iScience, werpen licht op hoe de inwoners van Mesopotamië, het huidige Irak, emoties als geluk, woede en liefde begrepen en uitten.
Het onderzoeksteam bestond uit deskundigen uit verschillende vakgebieden. Het team bestond uit professor Saana Svärd van de Universiteit van Helsinki, cognitief neurowetenschapper Juha Lahnakoski van het Jülich Research Center, professor Mikko Sams van de Aalto Universiteit, Ellie Bennett van de Universiteit van Helsinki, professor Lauri Nummenmaa van de Universiteit van Turku en Dr. Ulrike. Steinert van de Johannes Gutenberg Universiteit Mainz.
Een van de meest intrigerende ontdekkingen heeft betrekking op de plaats waar de Ouden geluk voelden. Geluk werd in Mesopotamië vaak uitgedrukt door woorden die verband hielden met het gevoel van ‘openheid’, ‘straling’ of ‘volheid’ in de lever. Moderne mensen daarentegen associëren geluk gewoonlijk met het hart of het bovenlichaam als geheel. „De lever is prominent aanwezig als je het lichaam opent. Omdat het een groot orgaan is, hadden mensen kunnen aannemen dat de ziel in de lever leeft“, merkte cognitief neurowetenschapper Juha Lahnakoski op, volgens New Scientist.
Uit het onderzoek kwamen ook verschillen naar voren in de manier waarop woede werd ervaren. Terwijl moderne mensen de neiging hebben om woede in hun bovenlichaam en handen te voelen, voelden de oude Mesopotamiërs dit het meest intens in hun voeten. Mesopotamiërs brachten liefde in verband met de lever en de knieën, als weerspiegeling van de emotionele intensiteit die mensen ‚buigt‘ of op hun knieën brengt.
Professor Svärd benadrukte het fundamentele begrip van anatomie van de Mesopotamiërs. „Zelfs in het oude Mesopotamië bestond er een grof begrip van de anatomie, bijvoorbeeld het belang van het hart, de lever en de longen“, verklaarde ze. Het team gebruikte software om te zoeken naar statistische combinaties van woorden die emoties uitdrukken en woorden die verband houden met de menselijke anatomie, waardoor consistente patronen aan het licht kwamen.
De onderzoekers waarschuwen dat hoewel het fascinerend is om moderne lichaamskaarten op basis van zelfgerapporteerde ervaringen te vergelijken met die van Mesopotamiërs op basis van taalkundige beschrijvingen, er wel onderscheid in gedachten moet worden gehouden.
Het team is van plan deze methode toe te passen op andere culturen en talen om te onderzoeken hoe emoties in tijd en plaats verschillen. Ze zullen een 20e-eeuws Engels tekstcorpus van 100 miljoen woorden analyseren om culturele kenmerken van emotieperceptie in een andere tijd te identificeren.
New Scientist, Discover Magazine, Focus Online, GreekReporter, Al Jazeera, Phys.org en Science Daily rapporteerden onder meer over de bevindingen.
Dit artikel is geschreven in samenwerking met generatief AI-bedrijf Alchemiq